Paragraaf 4 Verdiepingsstof: verkering

Vraag 1

Je kijkt thuis naar een film op DVD. Hoe beleef je dat?

1. Heerlijk om alleen naar een film te kijken.
2. Niet echt gezellig zo. Ik zou graag met mijn vrienden kijken.
3. Alleen kijken of met vrienden: het maakt me niet uit.

Vraag 2

Je kunt een maand naar een onbewoond eiland. Wat doe je?

1. Nee zeg, dan zit ik daar helemaal alleen.
2. Mooi, maar dan wil ik wel dat de helft van de tijd mijn vrienden ook mee mogen.
3. Heerlijk, een maand lekker alleen.

Vraag 3

Wat doe je het liefste?

1. Samen met anderen iets doen, bijvoorbeeld een spelletje, sport, enz.
2. Ik ben het liefste alleen met iets bezig, bijvoorbeeld computeren.
3. Soms alleen iets doen, soms iets met anderen. Ik vind het allebei leuk.

Vraag 4

Je ouders gaan een week op vakantie. Je bent een week alleen in je ouderlijk huis. Wat doe je?

1. Ik vraag elke dag vrienden om bij mij te komen.
2. Heerlijk, een weekje alleen. Daar ga ik lekker van genieten.
3. Af en toe vraag ik vrienden om bij mij te komen. Soms is alleen ook fijn.

Vraag 5

De leraar voor aardrijkskunde wil dat jullie in groepjes gaan werken. Hoe reageer je?

1. Ik ben dol op groepswerk. Ik werk graag met anderen samen aan iets.
2. Oh, nee toch. Ik werk niet graag met anderen. Ik doe het liever alleen. Dan zijn er ook geen profiteurs bij of mensen die hun afspraken niet nakomen.
3. Maakt me niet uit. Ik werk graag alleen maar ook in groepen.

Vraag 6

Om op vakantie te kunnen, heb je geld nodig. Je zoekt een bijbaantje. Wat zoek je voor baan?

1. Werken in een lunchroom. Daar zijn altijd mensen en dat vind ik prettig.
2. Ik wil een krantenwijk. Lekker rustig alleen je werk doen.
3. Dat maakt me niets uit.